Samenstelling vaginale microbiota
voorspeller risico chlamydia
Veranderingen in de samenstelling van de vaginale microbiota kunnen de beschermende werking verminderen en de gevoeligheid voor infecties verhogen. Eerdere studies hebben laten zien dat vrouwen met chlamydia een vaginale microbiota hebben die nauwelijks lactobacillen bevat en die rijk is aan diverse anaerobe bacteriën, vergelijkbaar met bacteriële vaginose.(1)
Om dit beter te begrijpen, keken Amsterdamse onderzoekers naar de samenstelling van de vaginale microbiota voor en na het optreden van een chlamydia-infectie. Dit deden ze bij in totaal 122 jonge vrouwen tussen de 16 en 29 jaar die de SOA-polikliniek in Amsterdam bezochten.(2) Chlamydia is in Nederland een van de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen. De Chlamydia trachomatis-bacterie nestelt zich in de slijmvliezen en veroorzaakt een ontsteking. Deze geeft vaak geen symptomen, maar kan zonder behandeling leiden tot onvruchtbaarheid en verhoogde kans op HIV-infectie.(3)
Na een jaar had de helft van de deelneemsters aan de Amsterdams studie een chlamydia-infectie opgelopen. Met name vrouwen bij wie de vaginale microbiota voor de infectie gedomineerd werd door L. iners, bleken een verhoogde kans te hebben op een chlamydia-infectie. De vrouwen die geen chlamydia hadden opgelopen, bezaten vaker een vaginale microbiota die gedomineerd werd door L. crispatus.
Vaginale microbiota gedomineerd door vier soorten lactobacillen
Bij de overgrote meerderheid van gezonde, vruchtbare vrouwen wordt de vagina bevolkt door melkzuurbacteriën, de lactobacillen. Ze bieden bescherming tegen pathogenen door de productie van melkzuur en andere antimicrobiële stoffen. Alhoewel er vele honderden soorten lactobacillen bekend zijn, wordt de vaginale microbiota gedomineerd door slechts een van de volgende vier soorten: Lactobacillus crispatus, Lactobacillus gasseri, Lactobacillus iners of Lactobacillus jensenii.
L. iners zwarte schaap van de lactobacillen-familie
Iets wat weleens over het hoofd wordt gezien, is dat Lactobacillus iners weliswaar tot de melkzuurbacteriën behoort, maar eigenlijk het buitenbeentje van de familie is. Hij lijkt nauwelijks op zijn vaginale familieleden of op andere bekende melkzuurbacteriën. Zo is L. iners veel kleiner en heeft hij maar een kwart van de hoeveelheid DNA van zijn soortgenoten. Dit duidt op een parasitaire of symbiotische levensstijl die past bij de condities in de vagina.(4) Hierdoor is het voor onderzoekers lastig om deze lactobacil in het lab te kweken en te bestuderen. Dat is waarschijnlijk ook een van de redenen dat hij destijds de naam iners kreeg toebedeeld, verwijzend naar ‘inert’ in de betekenis van traag en lui.(5) Hij produceert wel wat melkzuur, maar weinig en is daardoor een slechte verzuurder. In tegenstelling tot de bekende probiotische lactobacillen is L. iners in staat om een gifstof te maken die lijkt op die van de vaginale pathogeen Gardnerella vaginalis.
Rol L. iners bij vaginale gezondheid nog onduidelijk
De rol van Lactobacillus iners voor de vaginale gezondheid is dan ook vooralsnog onduidelijk, omdat hij zowel onder normale omstandigheden als tijdens vaginale dysbiose dominant aanwezig is. Bovendien blijkt hij weinig bescherming te bieden tegen vaginale dysbiose en mogelijk zelfs de kans hierop te verhogen. Dit verklaart mogelijk ook het verhoogde risico op seksueel overdraagbare infecties en miskramen bij een vaginale microbiota die gedomineerd wordt door L. iners.(6) Hoe specifieke lactobacillussoorten in de vaginale microbiota bijdragen aan het verhogen van de gevoeligheid voor of juist aan de bescherming tegen infecties moet verder worden onderzocht.
Referenties