Wat is het effect van probiotica op antibiotica geassocieerde diarree bij ouderen? Hoe kunnen probiotica het beste geïmplementeerd worden in ouderenzorginstellingen? Om dit te onderzoeken is in 2018 een proeftuin gehouden bij RIVAS Zorggroep. Onlangs is dit onderzoek gepubliceerd in BMC Gastroenterology.
Antibiotica geassocieerde diarree (AAD) is een veel voorkomende bijwerking van antibiotica. Bij kwetsbare ouderen in zorginstellingen kan dit een gezondheidsrisico met zich mee brengen, zoals ondervoeding of uitdroging, maar ook verminderde kwaliteit van leven en kans op herinfecties. Ook leidt diarree bij ouderen tot meer werk voor zorgend personeel en dus tot extra kosten. De oorzaak van diarree bij antibiotica ligt o.a. in een verstoring van de darmmicrobiota. Probiotica kunnen bijdragen aan het onderhouden en herstellen van de darmmicrobiota.
Verschillende studies tonen een positief effect aan van probiotica op het voorkomen van AAD, ook wanneer het gaat om ouderen. Daarnaast is ook bekend dat AAD, zeker bij ouderen, een enorme invloed heeft op de kwaliteit van leven, en dat het meer werk met zich meebrengt voor de verzorging. Desondanks wordt probiotica in Nederland nog nauwelijks ingezet in zorginstellingen voor ouderen.
Het Louis Bolk Instituut heeft, in samenwerking met ouderenzorginstelling Rivas Zorggroep, het Van Praag Instituut en Winclove Probiotics, in 2018 een proeftuin gehouden. Hierin werd enerzijds gekeken naar het effect van probiotica op de frequentie van AAD en anderzijds onderzocht hoe probiotica het beste geïmplementeerd kunnen worden in een zorginstelling.
Tijdens de proeftuin kregen 71 cliënten een of meer keren een antibioticakuur in combinatie met probiotica (84 antibioticakuren). Daarnaast werd er van 49 cliënten controledata (historische gegevens over antibioticagebruik) verzameld uit cliëntendossiers (83 antibioticakuren). Tussen de probioticagroep en de controlegroep zat een overlap van 27 cliënten; mensen van wie zowel historische data als data uit de proeftuin beschikbaar waren.
Na afloop van de proeftuin bleek het aantal keren dat iemand AAD ontwikkelde in de probioticagroep 20% (17 van de 84 antibioticakuren) te zijn, terwijl dit in de controlegroep 36% was. Dit verschil is significant (p=0,022). Van de 27 cliënten die hun eigen controle waren, hadden er 14 in het verleden (dus zonder probiotica) diarree gekregen tijdens een antibioticakuur. Tijdens de periode met probiotica kregen er slechts 3 diarree. Dit komt neer op een afname van 78%.
Tijdens de procesevaluatie is gesproken over de ervaringen met het toedienen van probiotica. Tevens is besproken welke factoren en sleutelfiguren van belang zijn voor de implementatie. Op basis hiervan worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Concluderend zijn er sterke aanwijzingen dat er bij probiotica tijdens antibioticagebruik minder vaak diarree voorkomt dan bij alleen antibiotica, en dat implementatie in een zorginstelling goed mogelijk is met inachtneming van de aanbevelingen.